-
1 external
adj. uiterlijk, van buiten, buiten--------n. uiterlijk; uitwendigexternal1[ ikstə:nl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 uitwendig deel/oppervlak♦voorbeelden:————————external21 uiterlijk ⇒ buiten-, extern♦voorbeelden:external causes • externe oorzakenexternal pressure • druk van buitenafexternal examination/examiner • examen/examinator van buiten de schoolstudy externally • als extraneus studeren -
2 application
n. verzoek; aanvraag; toepassing, applikatie (ook in computers); applikatie, een computer programma bestemd om bepaalde taken uit te voeren (computers); volharding[ æplikkeesjn]3 middeltje ⇒ papje, zalfje♦voorbeelden:put in an application for • solliciteren naar1 toepassing ⇒ gebruik, aanwending4 ijver ⇒ vlijt, toewijding♦voorbeelden: -
3 for external use only
-
4 for outward application only
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский